Mocht ik niet op reis zijn dan doe ik niets liever dan concerten bezoeken of weet ik mijzelf te vermaken met het draaien van plaatjes.
Maar op reis geniet ik net zo hard van muziek, al is het alleen maar omdat je soms uren in een bus kan zitten, of je roommates teveel lawaai produceren als jij net wilt slapen. Niets zo fijn als dan een goede playlist te hebben.
Bij veel nummers heb ik inmiddels wel een mooie herinnering of associatie.
Hoe ik samen met een Duitse schone zwetend en puffend in de jungle van Colombia een berg trotseerde. Om elkaar te motiveren zongen we “I would walk 500 Miles.”
Bij het horen van dit nummer sta ik weer met haar op die berg.
Deze zomer werd ik tot tranen toe geroerd door een Australische die onder de sterrenhemel van Wadi Rum haar ukelele pakt en met haar engelenstem “Halleluja” begon te zingen. Kippenvel.
Maar ook heb ik behoorlijk wat goede, of eerlijk gezegd hete herinneringen aan de keren dat ik aan de hand van gespierde Zuid Amerikanen menig dansvloer onveilig maakte.
Oververhit raakte ik van al dat geschuur op het ritme van Enrique’s “Bailando”.
Of de salsa moves die ik trachtte te maken op “El Taxi”, terwijl ik beneveld van de tequila mezelf op een tafel in evenwicht stond te houden om vervolgens in de armen van een bloedmooie tweeling uit Ecuador te storten. Er zijn ergere dingen in het leven kan ik je vertellen.
Of wat te denken van “Rue de Mouftard” van Stef Bos, geen mooiere ode aan de liefde en Parijs.
En natuurlijk Eddie Vedder met zijn songs voor “Into the Wild” waar ik bij het horen het liefst alles achter mij wil laten om de wijde wereld in te duiken.